Waarom wietplanten klonen
Het nadeel van het kweken van wietplanten uit zaad is het grote onderlinge verschil in kwaliteit. Om een hoog kwaliteitsgemiddelde te scoren, moet de wietkweker zwaar selecteren uit een zo groot mogelijk aantal planten, waarvan hij dus eigenlijk het grootste deel voor niets verbouwt. Het grote voordeel van het kweken van wietplanten uit zaad is dat er altijd planten bij zijn die duidelijk veel beter zijn dan de rest. Hoe groter het aantal planten waaruit die selectie gemaakt kan worden, des te beter is die plant. Door die beste wietplanten te gebruiken voor het kweken van zaad, kan de wietkweker de kwaliteit van zijn rassen ieder jaar weer verbeteren.
Het probleem blijft echter, dat de planten die de wietkweker gebruikt voor de productie van Sinsemilla, onderling zoveel verschillen. Het zou natuurlijk het mooiste zijn als alle planten van een oogst even goed waren als de beste plant van dat jaar of desnoods van het jaar daarvoor. Klonen voorzien in die behoefte! Want klonen zijn stekken van een vrouwelijke superplant; allen genetisch identiek aan elkaar en aan de moederplant waarvan zij afkomstig zijn. Klonen kunnen genetisch niet verbeteren of verminderen in kwaliteit, maar blijven dezelfde topkwaliteit leveren, jaar na jaar. Er zijn gevallen bekend van klonen die tot vijftig keer achter elkaar gekloond werden, zonder kwaliteitsverlies, zolang je natuurlijk maar klonen neemt van een gezond exemplaar.